er was eens een jongen die heete frits hij ging kamperen op kamping lodewijk. hij vroeg aan zijn moeder of hij piet mocht bellen dat mocht en frits vroeg aan piet of hij mee ging naar kamping lodewijk, en dat mocht. die dag kwamen ze aan op de kamping. die nacht mosten frits en piet tegelijk naar de wc, toen ze naar het toilet gebouw gingen zagen ze het bos over de grond lach mist ze hoorde een paard galopeeren. ze renden naar het toilet gebouw. ze gingen naar het eerste hokje. ze horden ze de soort geest steeds dichterbij kommen pas op het laatste moment klomen ze uit het raam en gingen naar hun tent. de volgende dag gingen ze wandelen om een uur of 8 waren ze verdwaald op een open plek en ineens kamen de alemaal geesten op hen af
en daar stonde ze rennen was zinloos . de geeste kwamen steeds dichterbij en vermoorde de ouders. de geeste gingen daarna meteen weg net als de kinderen. de volgende dag gingen ze de lijken van de ouders op halen. die nacht was de maan rood en kwamen er weer geesten en vermoorden frits en piet